Bericht
  • EU e-Privacy Richtlijnen

    Wij maken gebruik van cookies, om onze website te verbeteren, en om het verkeer op de website te analyseren. Door op akkoord te klikken, geef je toestemming voor het plaatsen van alle cookies zoals omschreven in onze privacyverklaring. Ga voor meer informatie naar Privacy pagina.

    Bekijk Privacy Richtlijnen

 

Sinds de tijd van de 'Verlichting' hebben Bijbelwetenschappers veel historisch-kritisch onderzoek verricht naar de evangeliën. Bijbelexegeet professor P. Smidt van de faculteit Godgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven concludeert in een overzichtsartikel [SKEPP], dat gedurende de laatste twee eeuwen de Nieuwtestamentische exegese (verklaring van het Heilige Schrift) een aantal inzichten heeft ontwikkeld:

  1. Alle evangelilën werden in het Grieks geschreven, tussen ca. 70 en ca. 100 na chr,;afb._jezus_10
  2. Geen van de vier canonische evangelisten was een ooggetuige van de feiten;
  3. De evangeliën bevatten een zekere hoeveelheid van biografisch en historisch materiaal, maar kunnen niet beschouwd worden als verslaggeving, biografie of memoires;
  4. Evangeliën zijn boeken van geloofsverkondiging. Zij vormen een literair genre sui generis, een complexe mengeling van overgeleverde herinneirngen, symbolische-religieuze interpretatie en literair-theologische constructie.

Volgens prof. Smidt kunnen deze gegevens vandaag bogen op een grote concensus onder de 'auteurs van de hedendaagse queeste'.

Ander literair-historische kritiek stelt, dat veel Bijbelauteurs allerlei gebeurtenissen naar hun hand hebben gezet, om profetieën uit de Tenach - het eerste gedeelte van de Bijbel geschreven in het Hebreeuws, van vóór het begin van de christeljke jaartelling - naar Jezus te laten verwijzen. Dit was de manier om het Christendom 'aantrekkelijker' te maken in de Romeinse wereld. In deze gedachtewereld kon een God en dus ook een cultus niet 'nieuw' zijn. Door de 'Jezus-cultus' van de christenen in Rome in de Tenach te laten wortelen, werden het christendom aanvaardbaar (gemaakt).
Vanaf het begin was men zich bewust van de verschillen tussen de evangeliën. Er waren bovendien talrijke versies in de omloop. De vraag rees in welke mate men tot 'harmonisering' is overgegaan tijdens de zeven eerste oecumenische Concilies van deze teksten; wat werd geaccepteerd en wat niet als het enige ware christelijke geloof! Men kwam na jarenlange machtsstrijd tussen de verschillende opvattingen van kerkvaders tot één gemeenschappelijke canonvorming van het Nieuwe Testament. De Evangeliën van Thomas, Maria Magdalena, Phillippus, Judas en de Apocalyps van Petrus en nog vele andere gnostische teksten zijn niet in de Bijbel opgenomen; beter bekend als de apocriefe evangeliën van Thomas en Maria Magdalena. Geschriften die werden opgenomen in de canon, maar die niet volledig teruggaan op de apostelen worden pseudepigrafen genoemd.

afb._jezus_16Het is ook interessant om te kijken naar wat de geschiedkundigen vertellen over degenen die aan meerdere Concilies hebben deelgenomen. Het historisch verhaal: 'De vrouw van keizer Justinianus I de Grote (482-565), Theodora I (500-548) genaamd, was een prostitué of actrice geweest. Door haar schoonheid werd ze gebracht naar het hof van de keizer als courtisane, waar ze later met de keizer trouwde. Dit veroorzaakte een gevoel van trots binnen de kringen van de prostituees. Theodora voelde echter schande voor haar verleden en om alle herinneringen uit haar verleden te schrappen, gaf zij de opdracht om al haar ex-collega's - honderden in Constantinopel, de keizerlijke zetel - te vermoorden. Maar volgens de Wet van Karma - zo rederneerde het volk - zou Theodora moeten boeten voor datgene wat ze haar ex-collega's had aangedaan.
Theodora was bang dat haar toekomstig karma zwaar zou wegen en vroeg aan de keizer Justinianus - nadat ze de bisschoppen die het dichtst bij de keizerlijke macht stonden al te hebben beïnvloed door manipulaties - om een bijeenkomst van bisschoppen te houden waarin de leer van de reïncarnatie voorgoed verbannen werd uit het christendom. Zij geloofde hiermee, dat met de 'goddelijke' pauselijke toestemming ze niet meer hoefde te reïncarneren. De keizer Justinianus schreef een Plakkaat van de Kerk dat door de bisschoppen van Constantinopel werd goedgekeurd in het jaar 543, waarin de leer van Origenes over het voortbestaan van de ziel én de reïncarnatie opnieuw werd veroordeeld'.

Tot vandaag de dag wordt er gediscussieerd over de legitimiteit van de beslissingen van dit Concilie, want geen enkele bisschop uit het westen (600 bisschoppen uit het Oosten) en uit ROome was aanwezig. Paus Virgilius was wle aanwezig in de stad en tot deelname uitgenodigd, maar weigerde deel te nemen aan deze Concilie. Omdat hij weigerde deel te nemen werd de Paus met zijn bisschoppen uit de stad gezet en terug gestuuurd naar Rome. Geschiedkundigen zeggen dat dit Concilie vooral een bijeenkomst is geweest van oosterse bisschoppen om de pauselijke toestemming te krijgen voor kwesties die belangrijk werden beschouwd voor de keizer.
Alle beslissingen van dit Concilie werden door de opvolgende Paus Pelagius I nog een keer goedgekeurd.